e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogvuil (slaper) pips: pips in het oog (Gruitrode) vuil, Gedroogd ~ in de ooghoeken (slaper, slaap). [N 84 (1981)] III-1-1
ooievaar ooievaar: ujevaar (Gruitrode) ooievaar III-4-1
oom nonk: nonk (Gruitrode), nònk (Gruitrode), oompje: iêmke (Gruitrode) oom [ZND 11 (1925)] || oompje III-2-2
oor oor: ű̄ǝr (Gruitrode) Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9
oorveeg draai: draai (Gruitrode), oorveeg: oorveeg (Gruitrode), oorvèeg (Gruitrode, ... ) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
oorvormig handvat hengel: hingel (Gruitrode), oortje: iêrke (Gruitrode), De moos det porseleine zjetsje möt het iêrke vastpakke  iêrke (Gruitrode) een handvat || een handvatje || Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)] III-2-1
oorworm oorworm: uurwörm (Gruitrode), fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Gruitrode) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
op bedevaart gaan een bedevaart doen: vy(3)̄ goan ein bēēvert doon (Gruitrode) We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de loop gaan bijzen: biezen (Gruitrode), lopen gaan: gaon loupe (Gruitrode), vluchten: vluchten (Gruitrode) op de loop gaan [ZND 30 (1939)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op een hoop gooien op een hoop schudden: ǫp ęi̯nǝn hǭyp šødǝ (Gruitrode) Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.] I-5