25387 |
slagader inkorten |
stukje van de bloedaders afsnijden:
stø̜kskǝ van dǝ blōtǭrǝ āfsni-jǝ (L366p Gruitrode)
|
Als de keel van het rund is doorgesneden, kan een deel van het uitstromende bloed stollen. Door een stukje van de slagader af te snijden verwijdert men de prop stolsel die verder uitstromen van het bloed belemmert. [N 28, 37; Veldeke 10. 581: monogr.]
II-1
|
20987 |
slagroom |
slagroom:
slaagruim (L366p Gruitrode)
|
slagroom
III-2-3
|
24375 |
slak |
slak:
slek (L366p Gruitrode)
|
slak
III-4-2
|
17553 |
slank |
enkel:
enkel (L366p Gruitrode)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17835 |
slaperig |
moe:
moe (L366p Gruitrode),
slaperig:
slaperig (L366p Gruitrode)
|
Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20647 |
slappe koffie |
merenzeik:
mèrezeik (L366p Gruitrode),
Syst. Frings mnl.
mɛ̄rəzɛ̄i̯k (L366p Gruitrode)
|
nogal slappe koffie of thee || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25216 |
slecht dragend ijs |
opgevroren ijs:
òpgevrūūre i-js (L366p Gruitrode),
zwak ijs:
zwaak i-js (L366p Gruitrode)
|
ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
piet:
pit (L366p Gruitrode)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
deugniet:
deègenéet (L366p Gruitrode),
smeerlap:
eine smierlap (L366p Gruitrode),
voyou (fr.):
voyou (L366p Gruitrode),
Fr. voyou Pas mè good op, want dèè vent is eine echte vejuw
vejûw (L366p Gruitrode)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] || schurk, ploert
III-1-4
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
mottig:
mòttig (L366p Gruitrode),
nat:
naat (L366p Gruitrode),
rot (weer):
ròt (L366p Gruitrode),
ruw (weer):
ruw (L366p Gruitrode),
vandaag is ⁄t ne ruwe (L366p Gruitrode),
smerig (weer):
smīērig (L366p Gruitrode),
vies (weer):
vĭĕs (L366p Gruitrode),
vuil:
vówl (L366p Gruitrode)
|
ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)]
III-4-4
|