e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krijsen keken: kēke (Gulpen), kweken: kwieke (Gulpen), schreien: schreije (Gulpen) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krioelen krioelen: krieoeële (Gulpen), wemelen: wiemele (Gulpen), wiëmele (Gulpen) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kroep kroep: krop (Gulpen, ... ) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)] III-1-2
krollen krijsen: kriesche (Gulpen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones \'ie = lang uitgesproken\' (?)  kriesje (Gulpen) Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)] III-2-1
krom, met bochten krom: krom (Gulpen), kromp (Gulpen, ... ), krŏmp (Gulpen) afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] || krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4
krommen krommen: krŏmme (Gulpen) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen buigen: beuge (Gulpen), bə:ge (Gulpen), krommen: krŏmme (Gulpen), ombuigen: umböge (Gulpen) krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kroonluchter kroonluchter: kroeënluchter (Gulpen), luchter: luchter (Gulpen) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kroosschaaf gergel(s)kamp: gɛrgǝlkamp (Gulpen) In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.] II-12
kroppen, gezegd van voedsel kroppen: kroppe (Gulpen) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3