e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwe widvrouw: witvrouw (Gulpen), witvrow (Gulpen) weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weduwnaar widman: witman (Gulpen, ... ) weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: sjtof (Gulpen) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weegtoestel waag: woax (Gulpen) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
weekdienst weekdienst: weëkdins (Gulpen) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weerbarstig dwars: dweësj (Gulpen), stubbig: sjtupig (Gulpen), wars: wēēsel (Gulpen) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerlichten weerlichten: waerlichte (Gulpen), wèèrlichte (Gulpen), ⁄t waerlicht (Gulpen) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: weèr (Gulpen), wèr (Gulpen, ... ), wèèr (Gulpen, ... ) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf weerwolf: weèërwoaf (Gulpen) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: weis (Gulpen) wees [SGV (1914)] III-2-2