e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepel reep: raep (Gulpen, ... ), reep (Gulpen, ... ), rèèp (Gulpen) a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)] III-3-2
hoepelen repen: raepe (Gulpen) hoepelen [SGV (1914)] III-3-2
hoest hoest: hŏst (Gulpen) hoest [SGV (1914)] III-1-2
hoeveelheid hooi die men opsteekt gaffel: gafǝl (Gulpen), wis: wø̜s (Gulpen) De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a] I-3
hoeven verwijderen hoeven afhakken: huvǝ āfhakǝ (Gulpen) Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.] II-1
hogen hogen: húúge (Gulpen) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] III-3-1
holenduif holduif: holdoef (Gulpen) holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] III-4-1
hom hom: hom (Gulpen), melkkuit: melk kuut (Gulpen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  melkkuut (Gulpen) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2
hommel hommel: hoemel (Gulpen, ... ), hommel (Gulpen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones oe = lang uitgesproken (?)  hoemel (Gulpen) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)] III-4-2
homp brood homp: homp (Gulpen), knab: knap (Gulpen), korst brood: voor de paarden: vur de pèèd  koasch broĕed (Gulpen) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3