21058 |
kneuzen |
blutsen:
blŭtsje (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones U: zoals in wurm, gud (goot), put (put) wordt ongeveer uitgesproken zoals de \\ in t Engelse woord: the.
blutsje (Q203p Gulpen),
WLD
blutsche (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
blutsen [SGV (1914)] || Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
22410 |
knibbelen |
knibbelen:
knibbele (Q203p Gulpen)
|
Het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17677 |
knie |
knie:
knee (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
knéé (Q203p Gulpen),
knɛ.ij (Q203p Gulpen)
|
knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17678 |
knieholte |
hees:
hĕs (Q203p Gulpen)
|
knieholte [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
23369 |
knielbankje |
knielbankje:
kneelbaenkske (Q203p Gulpen)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23536 |
knielen |
knielen:
knele (Q203p Gulpen)
|
Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23372 |
knielkussen |
knielkussen:
kneelkösse (Q203p Gulpen)
|
Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18874 |
kniezen |
kniezen:
kneeze (Q203p Gulpen),
kniesje (Q203p Gulpen),
treuren:
treure (Q203p Gulpen)
|
een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] || kniezen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
knijpen:
kniepe (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
nijpen:
niepe (Q203p Gulpen),
pitsen:
pitsche (Q203p Gulpen),
pitsje (Q203p Gulpen)
|
Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
huif:
hūūf (Q203p Gulpen),
marbel:
marbel (Q203p Gulpen)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)]
III-3-2
|