e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluwen kluwen: kluje(n) (Guttecoven) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knauwelen: knauwele (Guttecoven) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knarsen knarsen: knarsə (Guttecoven) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht knecht: eine nuuje knech (Guttecoven) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen bouwknecht: buknɛx (Guttecoven), knecht: knɛx (Guttecoven) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden kneden: knē̜i̯ǝn (Guttecoven) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen knellen: knelle (Guttecoven), pitsen: pitsje (Guttecoven) knellen [SGV (1914)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitsjə (Guttecoven) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneuzen blutsen: (Deuken maken).  blötsje (Guttecoven) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knevels knevels: %%volgende opgaven zijn enkelvoud%%  knēvǝl (Guttecoven) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10