e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
valgordijn, rolgordijn rolgordijn: roalgordien (Guttecoven) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: valle (Guttecoven) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: valsj (Guttecoven) valsch [SGV (1914)] III-1-4
vals spel foetelen: foetele (Guttecoven) Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen foetelen: foetele (Guttecoven) Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsspeler foetelaar: foetelaer (Guttecoven) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
van de leg afraken uitscheiden: ūtšęi̯ǝ (Guttecoven) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van uitlopers ontdoen (scheuten) plukken: plø̜kǝ (Guttecoven) Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.] I-5
van veren wisselen ruizelen: rȳzǝlǝ (Guttecoven), rȳzǝlǝn (Guttecoven) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vange (Guttecoven) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2