e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

Gevonden: 4202
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borg borg: bŭrg (Guttecoven) borg [SGV (1914)] III-3-1
borgen uitstel krijgen: oetsjèl kriegə (Guttecoven) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel borrel: borrel (Guttecoven), drupje: dröpke (Guttecoven, ... ), schnaps-je: sjnepske (Guttecoven) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) borrelen: bòrrələ (Guttecoven), koken: koakə (Guttecoven), opborrelen: opbōrrele (Guttecoven), wallen: (t water koakt, det t walt).  wallen (Guttecoven) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje drupjesglaasje: drupkesglaeske (Guttecoven) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borstel bezempje: bessemke (Guttecoven), borstel: beusjtel (Guttecoven), (Ook een ruw man).  beusjtel (Guttecoven) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1
borstelig haar varkenshaar: verkeshaor (Guttecoven) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borstkas borst: borsj (Guttecoven) borst(kas) [SGV (1914)] III-1-1
borsttuig borsthaam: boršhām (Guttecoven) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstzak(je) tasje: tèsjke (Guttecoven) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3