e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
losse paal met draad varen: vǭrǝ (Haelen), weigat: węi̯gāt (Haelen), weipoort: węi̯port (Haelen) Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8] I-8
losse voerbak in de varkenswei voerbak: vōrbak (Haelen) Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b] I-6
losse voerbak voor runderen koetrog: kuu̯trō̜x (Haelen), voerteil: vōrtɛi̯l (Haelen) Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.] I-6
loten loten: laote (Haelen) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
luchtpijpen luchtpijpen: lochtpiepe (Haelen) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
luchtx lucht: locht (Haelen), Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!  locht (Haelen), loxt (Haelen) lucht [DC 03 (1934)] III-4-4
lui lui: lui (Haelen) niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)] III-1-4
lui (lieden) lui: lūūj (Haelen) lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] III-3-1
luid schreien beuken: bäöke (Haelen), huilen: hule (Haelen) zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luier doek: informant: eventueel pisdook, poepdook  dook (Haelen) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2