e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoolbeslag zool: zōǝl (Haelen) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoon jong: jong (Haelen, ... ), jông (Haelen) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zoat (Haelen), zòt (Haelen, ... ) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten kuimen: B.v. hae kuumdje wie en spurgkoe: hij zuchtte als een dikgegeten koe (die te veel spurrie gegeten heeft).  kūūme (Haelen) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: men zegt tegenwoordig veel zuuge ipv zoeke  zūūge (Haelen), zuiken: zōēke (Haelen, ... ) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuiveren knoeien: knoeien (Haelen) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zure haring zure haring: z‧óérən h‧ierəng (Haelen) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuur: t zōēr branjt mich (Haelen), Volgens de informant zegt men in het dorp Heel (L 328) zooj.  dee zōēr (Haelen) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring, groente zuurmoes: zoermoos (Haelen) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] I-7
zuster zuster: zuster (Haelen, ... ), zöster (Haelen), gebreurs en gezusters  zuster (Haelen) zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2