33977 |
schoftzadel |
zadel:
zǭl (P048p Halen)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders optrekken:
sxōͅrən uptrekə (P048p Halen)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22371 |
schommel |
zwik:
zwik (P048p Halen),
/
zwik (P048p Halen)
|
schommel [SND (2006)] || Schommel. [ZND 14 (1926)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
de kinneren zen ne schoul (P048p Halen),
də keͅŋər zeͅn notsxōl (P048p Halen),
tsxol (P048p Halen)
|
de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
sxo.lkiŋərə (P048p Halen)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
27939 |
schoor |
schoorstijl:
sxōrstē̜.ǝl (P048p Halen)
|
Schuine steunbalk tussen muurstijlen en regels. Zie ook afb. 47. [N 4A, 52c; N 31, 45d]
II-9
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
afdak:
afdak (P048p Halen),
āfdāk (P048p Halen),
āf˱dak (P048p Halen),
karkot:
kē̜ ̞rkǫt (P048p Halen),
karschop:
kērsxǫp (P048p Halen),
kē̜ ̞rsxǫp (P048p Halen),
schop:
sxǫp (P048p Halen)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
schuppen (P048p Halen)
|
stampen: hoe zegt ge als ge iets met een voetbeweging verwijdert b.v. een hond weg... [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
schuppen (P048p Halen)
|
Schoppen: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
18283 |
schort zonder borststuk |
lapje:
leͅpke (P048p Halen)
|
voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|