id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20950 | klokhuis | binnenste, het -: het binnenste (Halen) | klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3 |
18230 | klomp | klonk: kloenk (Halen), kluŋk (Halen) | In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3 |
18245 | klompschoen | galoche (fr.): gəloš (Halen) | klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3 |
18120 | kloven | kloven: klouvə (Halen) | kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2 |
33675 | kluit aarde | klot: klot (Halen), klǫt (Halen) | [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8 |
21080 | knabbelen | knabbelen: knabələ (Halen) | knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3 |
33338 | knecht, algemeen | knecht: knęxt (Halen) | [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6 |
17921 | knellen | duwen: doawe (Halen) | die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2 |
18174 | knellen, gezegd van schoenen | duwen: doawe (Halen) | die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3 |
21058 | kneuzen | knotsen: knozə (Halen), nutsen: noͅtsə (Halen), nutsen (Halen), nytsə (Halen), titsen: toͅtsə (Halen) | blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3 |