33814 |
boosaardig paard |
knopper:
knupǝr (P048p Halen
[(bijter)]
)
|
Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o]
I-9
|
19557 |
bordenrek, schotelrek |
reebank:
grote afmetingen
ribank (P048p Halen),
rek:
o. mv. r@k\\
reͅk (P048p Halen),
rekje:
rekske (P048p Halen)
|
rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21302 |
borg |
borg:
börg (P048p Halen)
|
borg [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
24981 |
borrelen (van water) |
bobbelen:
boĕbbelen (P048p Halen)
|
bobbelen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
19563 |
borrelglaasje |
borrel:
m. mv. b#r\\ls
boͅrə (P048p Halen),
drup:
drøp (P048p Halen)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bø̜st (P048p Halen)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
19497 |
borstel |
borstel:
bøͅstəl (P048p Halen)
|
borstel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
stekelhaar:
stēͅkəlhūr (P048p Halen)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
böst (P048p Halen)
|
borst [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
bøstnęt (P048p Halen)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|