17570 |
hoofd |
hoofd:
hy(3)̄jt (P048p Halen),
kop:
koͅp (P048p Halen),
B.v. imant teige de kop motse (slaan).
koͅp (P048p Halen)
|
[N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
knikker:
knekər (P048p Halen)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
34638 |
hoofdbord |
hoofd:
hyǝt (P048p Halen),
hoofdberd:
hyǝt˱bęt (P048p Halen)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
kopduk (P048p Halen),
neusdoek:
nøi̯zduk (P048p Halen),
zonneusdoek:
(zo vernederlandst door de informant)
zoͅnøͅysduk (P048p Halen)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
geperste kop:
gəpreͅsdə kop (P048p Halen),
hoofdkaas:
hūətkīəs (P048p Halen),
kipkop:
kipkop (P048p Halen),
varkenskop:
vɛrəkəskoͅp (P048p Halen)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (P048p Halen, ...
P048p Halen)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
hūəftkysə (P048p Halen),
oorkussen:
ūərkøsə (P048p Halen)
|
hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
løͅs (P048p Halen),
løͅzə (P048p Halen),
løͅəs (P048p Halen, ...
P048p Halen),
løͅəzə (P048p Halen)
|
hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
32658 |
hoofdplaat |
schuurplaat:
sxȳrplǭǝt (P048p Halen)
|
De hoofd- of zijplaat, ook wel tegenzool of grondweerplaat genoemd, is een terzijde van de ploegzool aangebrachte ijzeren plaat, die niet alleen als versterking van de ploegzool dient, maar ook en vooral de wand van de voor moet glad strijken om te verhinderen dat deze afbrokkelt en er aarde in de ruimte van het ploeglichaam valt. Soms stond deze plaat van boven in verbinding met de ploegboom. Sommige van de onderstaande termen worden ook in het lemma PLOEGBOOMBESLAG aangetroffen. Ze lijken vooral op de versterking van de poegzool te wijzen.
I-1
|
33932 |
hoofdstel |
toom:
tō.m (P048p Halen)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|