21479 |
punaise |
punaise (fr.):
pənēͅs (L286p Hamont)
|
Punaise.
III-3-1
|
27555 |
pungel |
pungel:
pøŋǝl (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579]
II-5
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tøp (L286p Hamont)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
23279 |
purper |
paars:
paars (L286p Hamont),
Opm. zo wordt het ook genoemd.
pars (L286p Hamont),
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
pèrs ? (L286p Hamont),
purper:
pørèpər (L286p Hamont),
violet:
violet (L286p Hamont)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
33635 |
putemmer |
ketel:
kētəl (L286p Hamont)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33624 |
putgalg |
putboom:
pøtbau̯m (L286p Hamont),
pøtbūm (L286p Hamont),
putgaffel:
pøtgafəl (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
putstanderik:
pøͅtstandərek (L286p Hamont)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
gard:
gērt (L286p Hamont),
putgard:
pøtgēͅrt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
pøtgēͅərt (L286p Hamont)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
24227 |
putter |
distelvink:
carduelis carduelis
destəlvēŋk (L286p Hamont)
|
distelvink, putter
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
putwik:
pøtwik (L286p Hamont),
putzwengel:
potzweŋəl (L286p Hamont),
pøtzweŋəl (L286p Hamont),
putzwik:
pøtzwek (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pijəma (L286p Hamont)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|