18181 |
schabbernak [znd 42] |
schabbernak:
schabbernak (L286p Hamont),
Aardig gekleed persoon.
schabbernak (L286p Hamont),
Iemand met zijn kraag pakken.
schabərnak (L286p Hamont)
|
Kent ge een woord schabbernak ? uitspraak + betekenis [ZND 42 (1943)]
III-1-3
|
22155 |
schacht |
beur:
bø̄r (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
De vertikale verbinding tussen het ondergrondse en het bovengrondse deel van een mijn. De schacht wordt niet alleen gebruikt voor het transport van personeel, kolen en materiaal, maar ook voor de luchtverversing. [N 95, 73; monogr.; Vwo 674; Vwo 637; Vwo 429; Vwo 122]
II-5
|
28242 |
schachtbok, schachttoren |
beur:
bø̄ǝr (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
De bovengrondse stalen of betonnen constructie waarin de schachtwielen zijn gemonteerd. [N 95, 12; N 95, 74; monogr.; N 95, add.; Vwo 108; Vwo 676; Vwo 678]
II-5
|
28246 |
schachtkooi |
kas:
kas (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg])
|
Liftkooi, meestal met verschillende etages, waarmee personeel, mijnwagens en materiaal ondergronds of bovengronds worden gebracht. Het woordtype "waterkas" wordt volgens de invuller uit K 361 in de mijn van Zolder gebruikt voor de eerste liftkooi. De opgave "kiebel" uit Q 113 was van toepassing op de "mijnkooi ter aflating van mijnwerkers" (Jongeneel pag. 32). [N 95, 85; monogr.; Vwo 409; Vwo 438; Vwo 478]
II-5
|
25043 |
schaduw, lommer |
koeleschaai:
wə zettən ennə kyllə schōͅj (L286p Hamont),
lommer:
lommer (L286p Hamont),
we zitten in de lommer (L286p Hamont),
willie zitten in den lommer (L286p Hamont),
wə zettə ennə loͅmmər (L286p Hamont),
ze zitten in de lommer (L286p Hamont),
o als in boter
we zitten in de lommer (L286p Hamont),
schaai:
wə zettən ennə schōͅj (L286p Hamont),
ze zitten in de schoaai (L286p Hamont),
schaduw:
schaduw (L286p Hamont)
|
(in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
27639 |
schaft |
malète:
malɛt (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679]
II-5
|
21092 |
schaften |
malète maken:
malɛt mākǝ (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei]),
schoften:
cf, VD s.v. "schoften"rusten tijdens het werk om te eten
schòftə (L286p Hamont)
|
Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] || schoften (eten)
II-5, III-3-1
|
21483 |
schafttijd |
schoften:
no. t sxuoftən (L286p Hamont)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
19129 |
schande |
schande:
schààn (L286p Hamont),
tes schōͅn (L286p Hamont),
⁄t es schao[ə}n (L286p Hamont)
|
schande || t Is een schande. [ZND 06 (1924)]
III-1-4, III-3-3
|
34435 |
schapenboer |
schaapsboer:
sxobzbū.r (L286p Hamont)
|
Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b]
I-12
|