34142 |
de grond omwoelen |
moren:
mōrǝn (L286p Hamont)
|
Met de hoorns de grond omwoelen, gezegd van de koe. [N 3A, 9c]
I-11
|
32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
treden:
[treden] (L286p Hamont),
vastlopen:
va.stluǝpǝn (L286p Hamont)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22772 |
de helft vragen |
eerlijk delen:
als alternatief van ider en haleft
ärlək dälən (L286p Hamont),
ieder een helft:
īder en häleft (L286p Hamont)
|
Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opstoten:
opstūǝtǝ (L286p Hamont)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
32362 |
de inhoud van een boom schatten |
schatten:
sxatǝ (L286p Hamont)
|
Schatten hoeveel paren klompen uit een boom kunnen worden vervaardigd. De schatting vindt plaats aan de hand van de omvang en de lengte van een stam. [N 97, 39]
II-12
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
delen:
De kaarten delen (uitdelen).
delə (L286p Hamont)
|
Delen.
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
ondersteken:
de koarten goeut onderstèken (L286p Hamont),
kaarten onderstèken (L286p Hamont),
schieten:
de kaorten te goei doriën schieten (L286p Hamont),
schudden:
de koarten goed schudden (L286p Hamont),
verschieten:
de koërten verschieten (L286p Hamont),
versteken:
de koërten versteken (L286p Hamont)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34628 |
de kar gereformeerd maken |
reformeren:
rǝfǫrmērǝn (L286p Hamont)
|
De berries van de stortkar averechts onder de bak doordraaien, zodat de kar onbruikbaar wordt [N 17, 87 + 93]
I-13
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) uitploegen:
ut[ploegen] (L286p Hamont),
ūt[ploegen] (L286p Hamont)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫphāwǝn (L286p Hamont)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|