25343 |
slachtklaar |
gereed:
gǝrit (Q002p Hasselt),
gǝrīt (Q002p Hasselt),
rijp:
rē̜p (Q002p Hasselt),
vaardig:
vjardex (Q002p Hasselt)
|
Bij het lezen van dit lemma moet men beseffen dat het begrip "slachtklaar" door de respondenten verschillend opgevat kan zijn. De betekenis kan zijn "vet genoeg om geslacht te worden" of "gereed staande voor de slachter of het slachthuis". [N 3a, 78]
II-1
|
34049 |
slachtrijp |
gereed:
gǝrit (Q002p Hasselt),
gǝrīt (Q002p Hasselt),
rijp:
rē̜p (Q002p Hasselt),
vaardig:
vi̯ardex (Q002p Hasselt)
|
Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78]
I-11
|
17871 |
slag |
mep:
mep (Q002p Hasselt),
slag:
slaag (Q002p Hasselt),
vlaai:
vlâj (Q002p Hasselt),
wafel:
waffel (Q002p Hasselt)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
22301 |
slag aan duiventil |
slag:
slaa.g (Q002p Hasselt)
|
Slag: 3. Duivenslag.
III-3-2
|
25387 |
slagader inkorten |
opstroppen:
ǫpstrǫpǝ (Q002p Hasselt)
|
Als de keel van het rund is doorgesneden, kan een deel van het uitstromende bloed stollen. Door een stukje van de slagader af te snijden verwijdert men de prop stolsel die verder uitstromen van het bloed belemmert. [N 28, 37; Veldeke 10. 581: monogr.]
II-1
|
33728 |
slagboom |
draaigaard:
drāgōr (Q002p Hasselt),
gaard:
gār (Q002p Hasselt),
slagboom:
šlāgbǫmǝ (Q002p Hasselt)
|
Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
34594 |
slaghout |
schei:
sxē (Q002p Hasselt),
slaghout:
slāx˱ǭt (Q002p Hasselt)
|
Het losse houten, soms draaibare balkje onder de slagkar dat dient om de bak vast te zetten en te voorkomen dat hij onverwacht kipt. Dit balkje moet weggenomen of -gedraaid worden eer men de bak kan doen kippen. Er zijn verschillende soorten vergrendelingen: 1. een balkje dat onder de berries door wordt geschoven in twee krammen die onderaan in de draagbomen van de kar zijn bevestigd; 2. een balkje dat in het midden doorboord is en onderaan in het midden van een van de voorste scheien van de karbak vastgemaakt is. Het kan onder de bak gedraaid worden en vastgezet in de twee haken onderaan de draagbomen van de bak; 3. het balkje kan ook boven de berries en de draagbomen op de schoot van de kar aangebracht worden. [N 17, 20; N G, 56f]
I-13
|
32314 |
slagijzer |
drijfhamel:
drē̜fhāmǝl (Q002p Hasselt)
|
Platte metalen lat met handgreep waarmee de kuiper de kopband vastslaat. Zie ook afb. 226. In Maasbree (L 267) en Blerick (L 269) werd de kopband met een vuisthamer (vū.shāmǝr) vastgeslagen. [N E, 47; monogr.]
II-12
|
20987 |
slagroom |
crme fouette (fr.):
Fr. crème fouettée
krèèm foewèttéé (Q002p Hasselt),
crme frache (fr.):
Fr. crème fraîche
krèèm frèsj (Q002p Hasselt),
slagroom:
Jongeren
slaa.grōēm (Q002p Hasselt)
|
slagroom
III-2-3
|
34593 |
slagschei |
schei:
sxē̜ (Q002p Hasselt),
slagschei:
slaxsxē (Q002p Hasselt)
|
De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d]
I-13
|