17549 |
grof gebouwde vrouw |
sterke prij:
sterkə prē (Q002p Hasselt),
tas:
tes (Q002p Hasselt),
vrouwmens:
vreumes (Q002p Hasselt)
|
Hoe heet een dik en log vrouwmens (machochel, machoechel, of iets anders) ? [ZND 38 (1942)] || hoe heet een sterk gebouwde vrouw (soms: tes, tas, enz.) [ZND 05 (1924)]
III-1-1
|
33110 |
grof gedorst stro |
gebaarde schoof:
gabǭdǝ [schoof] (Q002p Hasselt)
|
Het stro dat overblijft na het voordorsen. Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma. De benaming komt voor in enkele spreekwoorden over een schrale lente: als de zon op 2 februari, Maria Lichtmis, schijnt, moet de herder het grof gedorst stro bewaren, want hij zal zijn schapen moeten bijvoederen. Bij voorbeeld: in L 288: "Schijnt de zon met Lichtmis op de toren, scheper bewaar de oorden" of in L 294: "Lichtmis hel en klaor; sjieper bewaor dien oarte", of in L 322a en 330: "Sint Maria Leechmis de zon sjient op ''t altaor; sjeper neem dien horte waor." Zie voor de fonetische documenatie van het woord(deel) [schoof] het lemma ''garve'', ''gebonden schoof'' (4.6.4). [N 14, 16; JG 1a, 1b -gedeeltelijk-, 1d, 2c; monogr.]
I-4
|
33674 |
grond, aarde |
grond:
gront (Q002p Hasselt)
|
De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
33308 |
grondkrabber |
draaier:
drɛi̯ǝr (Q002p Hasselt),
driehaak:
drē̜hǭk (Q002p Hasselt),
krebber:
krębǝr (Q002p Hasselt)
|
Haak voor het losmaken van de grond en voor het wieden. Het gereedschap heeft 3 of 4 vaak sterk gebogen tanden, die langer zijn dan de tanden van de hark; door de tanden onderscheidt de krabber zich ook van de schoffel die een mesvormig werkend deel heeft, maar voor hetzelfde doel wordt gebruikt. Hier is het materiaal uit de vragen N 18, 55-63 opgenomen waarbij niet het doel om mest te trekken is aangegeven. Bij het hier opgenomen type mesthaak is dit àndere doel, het losmaken van de grond, uitdrukkelijk aangegeven. Het materiaal geeft geen aanleiding voor een apart lemma Aardappelkrabber. Naast het voornaamste doel waarvoor dergelijke haken worden gebruikt, het loswoelen van de grond, zijn nog drie andere doeleinden en typen haken in het materiaal onderscheiden die aan het einde van lemma zijn opgenomen: 1. haak voor het schoonmaken van sloten e.d.; 2. brandhaak of weerhaak om iets op te vissen: gereedschap met zeer lange steel; het werkend deel is een (oude) riek met omgekrulde scherpe punten; het was vroeger op de boerderij voorhanden om in geval van brand het brandend dakstro weg te kunnen trekken; 3. drie-of viertand, naar de vorm benoemd, zonder enige aanwijzing voor het gebruiksdoel. [N 18, 55 - 63, behalve hetgeen is ondergebracht in het lemma mesthaak in WLD.I.1, p. 12; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
32738 |
groot geploegd middendeel |
stuk:
stęk (Q002p Hasselt)
|
Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a]
I-1
|
20983 |
groot stuk brood, homp |
larp:
la.rrep (Q002p Hasselt)
|
larp, dik stuk brood of vlees
III-2-3
|
32670 |
groot voorploegwiel |
groot rad:
grūǝt rã.t (Q002p Hasselt)
|
Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c]
I-1
|
20346 |
grootmoeder |
bonne (fr.):
bonne (Q002p Hasselt),
bonne-ma:
boma (Q002p Hasselt),
bomma (Q002p Hasselt),
bonne ma (Q002p Hasselt),
fr. bonne-maman
bomma (Q002p Hasselt),
kindertaal
bomma (Q002p Hasselt),
bonne-maman (fr.):
bonne mamma (Q002p Hasselt),
grand (fr.):
fr. grand-mère
gre.m (Q002p Hasselt),
grand-mre (fr.):
grammeere (Q002p Hasselt),
grootmoeder:
groetmoeder (Q002p Hasselt),
groeëtmouder (Q002p Hasselt),
groeëtmoweder (Q002p Hasselt),
groutmouder (Q002p Hasselt),
grōējətmŏĕwdər (Q002p Hasselt),
grōēë.tmouë.der (Q002p Hasselt),
mem:
mem (Q002p Hasselt),
cf. lemma "moeder
mém (Q002p Hasselt),
moeder:
moeië (Q002p Hasselt)
|
grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
grŏĕtaars (Q002p Hasselt)
|
grootouders [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
25007 |
grootte |
grootte:
grōēwte (Q002p Hasselt),
yrēdžə (Q002p Hasselt),
yrēd⁄žə (Q002p Hasselt)
|
grootte [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|