e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof gebouwde vrouw sterke prij: sterkə prē (Hasselt), tas: tes (Hasselt), vrouwmens: vreumes (Hasselt) Hoe heet een dik en log vrouwmens (machochel, machoechel, of iets anders) ? [ZND 38 (1942)] || hoe heet een sterk gebouwde vrouw (soms: tes, tas, enz.) [ZND 05 (1924)] III-1-1
grof gedorst stro gebaarde schoof: gabǭdǝ [schoof] (Hasselt) Het stro dat overblijft na het voordorsen. Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma. De benaming komt voor in enkele spreekwoorden over een schrale lente: als de zon op 2 februari, Maria Lichtmis, schijnt, moet de herder het grof gedorst stro bewaren, want hij zal zijn schapen moeten bijvoederen. Bij voorbeeld: in L 288: "Schijnt de zon met Lichtmis op de toren, scheper bewaar de oorden" of in L 294: "Lichtmis hel en klaor; sjieper bewaor dien oarte", of in L 322a en 330: "Sint Maria Leechmis de zon sjient op ''t altaor; sjeper neem dien horte waor." Zie voor de fonetische documenatie van het woord(deel) [schoof] het lemma ''garve'', ''gebonden schoof'' (4.6.4). [N 14, 16; JG 1a, 1b -gedeeltelijk-, 1d, 2c; monogr.] I-4
grond, aarde grond: gront (Hasselt) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grondkrabber draaier: drɛi̯ǝr (Hasselt), driehaak: drē̜hǭk (Hasselt), krebber: krębǝr (Hasselt) Haak voor het losmaken van de grond en voor het wieden. Het gereedschap heeft 3 of 4 vaak sterk gebogen tanden, die langer zijn dan de tanden van de hark; door de tanden onderscheidt de krabber zich ook van de schoffel die een mesvormig werkend deel heeft, maar voor hetzelfde doel wordt gebruikt. Hier is het materiaal uit de vragen N 18, 55-63 opgenomen waarbij niet het doel om mest te trekken is aangegeven. Bij het hier opgenomen type mesthaak is dit àndere doel, het losmaken van de grond, uitdrukkelijk aangegeven. Het materiaal geeft geen aanleiding voor een apart lemma Aardappelkrabber. Naast het voornaamste doel waarvoor dergelijke haken worden gebruikt, het loswoelen van de grond, zijn nog drie andere doeleinden en typen haken in het materiaal onderscheiden die aan het einde van lemma zijn opgenomen: 1. haak voor het schoonmaken van sloten e.d.; 2. brandhaak of weerhaak om iets op te vissen: gereedschap met zeer lange steel; het werkend deel is een (oude) riek met omgekrulde scherpe punten; het was vroeger op de boerderij voorhanden om in geval van brand het brandend dakstro weg te kunnen trekken; 3. drie-of viertand, naar de vorm benoemd, zonder enige aanwijzing voor het gebruiksdoel. [N 18, 55 - 63, behalve hetgeen is ondergebracht in het lemma mesthaak in WLD.I.1, p. 12; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
groot geploegd middendeel stuk: stęk (Hasselt) Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a] I-1
groot stuk brood, homp larp: la.rrep (Hasselt) larp, dik stuk brood of vlees III-2-3
groot voorploegwiel groot rad: grūǝt rã.t (Hasselt) Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c] I-1
grootmoeder bonne (fr.): bonne (Hasselt), bonne-ma: boma (Hasselt), bomma (Hasselt), bonne ma (Hasselt), fr. bonne-maman  bomma (Hasselt), kindertaal  bomma (Hasselt), bonne-maman (fr.): bonne mamma (Hasselt), grand (fr.): fr. grand-mère  gre.m (Hasselt), grand-mre (fr.): grammeere (Hasselt), grootmoeder: groetmoeder (Hasselt), groeëtmouder (Hasselt), groeëtmoweder (Hasselt), groutmouder (Hasselt), grōējətmŏĕwdər (Hasselt), grōēë.tmouë.der (Hasselt), mem: mem (Hasselt), cf. lemma "moeder  mém (Hasselt), moeder: moeië (Hasselt) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootouders grootouders: grŏĕtaars (Hasselt) grootouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
grootte grootte: grōēwte (Hasselt), yrēdžə (Hasselt), yrēd⁄žə (Hasselt) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4