17791 |
krullen (ww.) |
krullen:
het hōr krolle (Q002p Hasselt),
t hōūr krolə (Q002p Hasselt)
|
het haar krullen (krullen maken) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
18019 |
kuchen |
kuchen:
kèchen (Q002p Hasselt),
prochelen:
prøͅchələ (Q002p Hasselt)
|
zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
34382 |
kudde schapen |
kud:
kęt (Q002p Hasselt)
|
[JG 1a, 1b, 2c; L 6, 25b; A 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
kudde:
kɛt (Q002p Hasselt),
kɛ̄t (Q002p Hasselt)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
17582 |
kuif |
bles:
bles (Q002p Hasselt),
kuif:
kouf (Q002p Hasselt),
køͅf (Q002p Hasselt),
kuifje:
kēͅfkə (Q002p Hasselt),
koͅufkə (Q002p Hasselt),
struif:
struf (Q002p Hasselt)
|
kuif [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24200 |
kuifmees |
kuifmees:
køͅəfmis (Q002p Hasselt)
|
kuifmees (11,5 grijze kop met kuifje; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in oud eekhoornnest; roep [bi-bi-bi-brr-brr-brr]; zang heel zacht en miesperend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34475 |
kuiken |
kuiken:
ke.i̯kǝs (Q002p Hasselt),
kikǝ (Q002p Hasselt),
kęi̯kǝ (Q002p Hasselt),
kuikje:
kęi̯kskǝ (Q002p Hasselt),
sjiepje:
tšipkǝ (Q002p Hasselt)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
33703 |
kuil |
kot:
kūt (Q002p Hasselt),
kuil:
kø̜̄l (Q002p Hasselt),
kø̜i̯ǝl (Q002p Hasselt),
kø̜l (Q002p Hasselt),
kø̜ǝl (Q002p Hasselt)
|
Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.]
I-8
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kèlke enne kin (Q002p Hasselt),
køͅlkə (Q002p Hasselt)
|
een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
32341 |
kuip |
kuip:
kø̜̄.p (Q002p Hasselt)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|