e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krullen (ww.) krullen: het hōr krolle (Hasselt), t hōūr krolə (Hasselt) het haar krullen (krullen maken) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kuchen kuchen: kèchen (Hasselt), prochelen: prøͅchələ (Hasselt) zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)] III-1-2
kudde schapen kud: kęt (Hasselt) [JG 1a, 1b, 2c; L 6, 25b; A 4, 18; L 20, 18; monogr.] I-12
kudde volwassen varkens kudde: kɛt (Hasselt), kɛ̄t (Hasselt) In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.] I-12
kuif bles: bles (Hasselt), kuif: kouf (Hasselt), køͅf (Hasselt), kuifje: kēͅfkə (Hasselt), koͅufkə (Hasselt), struif: struf (Hasselt) kuif [N 10 (1961)] III-1-1
kuifmees kuifmees: køͅəfmis (Hasselt) kuifmees (11,5 grijze kop met kuifje; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in oud eekhoornnest; roep [bi-bi-bi-brr-brr-brr]; zang heel zacht en miesperend [N 09 (1961)] III-4-1
kuiken kuiken: ke.i̯kǝs (Hasselt), kikǝ (Hasselt), kęi̯kǝ (Hasselt), kuikje: kęi̯kskǝ (Hasselt), sjiepje: tšipkǝ (Hasselt) Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.] I-12
kuil kot: kūt (Hasselt), kuil: kø̜̄l (Hasselt), kø̜i̯ǝl (Hasselt), kø̜l (Hasselt), kø̜ǝl (Hasselt) Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.] I-8
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: kèlke enne kin (Hasselt), køͅlkə (Hasselt) een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] III-1-1
kuip kuip: kø̜̄.p (Hasselt) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12