e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luiden voor een begrafenis luiden: t loeit (Hasselt) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier doek: dēik (Hasselt), dou.k (Hasselt), kakdoek: kagduwk (Hasselt), kakdou.k (Hasselt), pisdoek: pesdoͅwk (Hasselt), pezduk (Hasselt), pisdou.k (Hasselt), windel: wè.ndzjel (Hasselt) luier || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiers (kinderdoeken) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
luieren luieriken: luieriken  lèèrieke (Hasselt), zijn kloten schuren: vooral tijdens de werkuren op het werk  z’n klōēëte schouë.re (Hasselt) luieren || zijn kloten schuren, d.i. luieren III-1-4
luiermand kindermand: kēŋǝrmān (Hasselt), kindskorf: kèndskèrref (Hasselt), kęntskęrǝf (Hasselt), mand voor het kindergoed, kinderuitzet  kè.ndskè.rref (Hasselt), luiermand: leiermaan (Hasselt), lèërmaan (Hasselt) kinderkorf || korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12, III-2-2
luifel? [idem?] kroon: kruən (Hasselt) luifel, fijngeplooide ~ rond het voorhoofd {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
luilak lui beest: lèè bīēs (Hasselt), luie flats: ’n lèè flats (Hasselt), luie tist: ne lèèn tist (Hasselt), luierik: luierik  lèèriek (Hasselt), luilap: verklw. lèè.lepke  lèè.lap (Hasselt), luiwammes: lèè.wa.mes (Hasselt) een luie slons || lui beest, luiaard || luiaard || luilak || luiwammes || tist, een lui heerschap III-1-4
luisteren luisteren: lē.stərə (Hasselt), lēstərə (Hasselt), lèstern (Hasselt), løəstərə (Hasselt), lɛ.stərə (Hasselt) luisteren [N 10b (1961)], [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-1
luns leun: lēn (Hasselt), spie/spij: spē̜ (Hasselt) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf rondelle: rǫnde̜l (Hasselt) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11
lust hebben om te luieren goesting: gusteng ver te lèrieke (Hasselt), lui: lei (Hasselt) lust om te luieren [ZND 35 (1941)] III-1-4