id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33855 | met de voorpoten harkend over de grond krabben | krabben: krabǝ (Hasselt) | Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9 |
33999 | met de zweep slaan of geluid geven | klatsen: kla.tsǝ (Hasselt), kraken: krā.kǝ (Hasselt), zwepen: zwipǝ (Hasselt) | Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10 |
22641 | met een drijftol spelen | kokkerellen: koekerelle (Hasselt), Afl. van koekeré.l sub drijftol. koekerelle (Hasselt) | Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)] || Met de drijftol spelen. III-3-2 |
22760 | met een priktol spelen | doppen: doppe (Hasselt) | Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)] III-3-2 |
32751 | met een voor spitten | het spit graven: ǝt spēt ˲[graven] (Hasselt) | Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1 |
22895 | met een zelfgemaakte tol spelen | kokkerellen: koekerelle (Hasselt) | Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)] III-3-2 |
17946 | met grote stappen lopen | benen (ww.): B.v. toeën em de peliz zouch, mosj`em zeien biene (hard lopen gaan). bīn (Hasselt), doortreden: dørtriən (Hasselt) | lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2 |
17945 | met kleine stapjes lopen | taffelen: B.v. den aan man taffelde nog wa rond en de keke mier kosem ni (voetstaps gaan). tafələ (Hasselt) | lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2 |
22508 | met kleppers rondlopen | kleppen: Kil. klippen j. kleppen, sonare; S. klippen kleppen. klippe (Hasselt) | Klepperen: Met kleppers spelen, d.i. twee houtjes die men tussen de vingers snel op elkaar laat slaan om alzo een klepperend geluid voort te brengen. III-3-2 |
34140 | met opgeheven staart rondlopen | biezen: bizǝ (Hasselt), bęi̯zǝ (Hasselt), bīzǝ (Hasselt) | [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11 |