e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opklaren opklaren: opklierə (Hasselt), oͅpkliərə (Hasselt), oͅpklīrə (Hasselt), ət kliərdoͅp (Hasselt), optrekken: oͅptrēͅkə (Hasselt) opklaren [ZND m] || opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opmaken opmaken: gae.lt upmâ.kə (Hasselt) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen knuppelen: knępǝlǝ (Hasselt), opmaken: ǫpmākǝ (Hasselt), rondsnijden: rǫnsnē̜n (Hasselt), trekken: trękǝ (Hasselt) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opnieuw beginnen herbeginnen: streep boven de e duidt de klemtoon aan de e moet uitgesproken worden als in het frans est  herbegēnne (Hasselt), opnieuw beginnen: u wordt uitgesproken als in het franse preuve  opnue begènne (Hasselt) opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4
opnieuw wannen triēren: triērǝ (Hasselt) Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-] I-4
opper mijt: mē̜.t (Hasselt) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: vel (Hasselt), veͅl (Hasselt) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oppoken jagen: jāgǝ (Hasselt) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
oprispen boeren: boere (Hasselt), rupselen: reepselen (Hasselt), rē.psələ (Hasselt), rēpsələ (Hasselt) Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprispen [ZND 05 (1924)], [ZND m] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
oprisping boer: boer (Hasselt), gerupsel: gərēpsəl (Hasselt) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || oprisping [ZND 05 (1924)] III-1-2