28401 |
werkbij |
werk[bij]:
węrk[bij] (Q002p Hasselt)
|
Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62]
II-6
|
28484 |
werkbijenbroed |
werksterbroed:
węrkstǝrbroǝt (Q002p Hasselt)
|
Het broed in de kleinste cellen, waaruit de werkbijen ontstaan. [N 63, 24a; N 63, 20a]
II-6
|
18115 |
werkblaar |
weer:
wieër (Q002p Hasselt)
|
een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
21486 |
werkdag |
werkendag:
sweͅrkəndaxsə klīər (Q002p Hasselt)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
wɛrəkə (Q002p Hasselt)
|
werken [RND]
III-3-1
|
18574 |
werkkleren |
oude jas:
oude jas (Q002p Hasselt),
werkensdaagse kleren:
sub werkdag, afl.
wè.rrekensdaa.gse kliër (Q002p Hasselt)
|
#NAME? || De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18915 |
werklustig |
moedig:
hieje is vreum (Q002p Hasselt)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
27685 |
werkplaats |
schrijnenwerkerij:
sxrē̜.nǝwē̜rǝkǝrē̜ (Q002p Hasselt)
|
De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.]
II-12
|
18305 |
werkschoen |
ploegschoen:
pluXsXuən (Q002p Hasselt),
werkschoen:
werksXuən (Q002p Hasselt)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25135 |
wervelwind |
houwvrouw:
høvrø̄ (Q002p Hasselt),
(v.)
(h)uvrø (Q002p Hasselt)
|
wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|