e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambes braamberen: broe.mbee.r (Hasselt), bru̞mbēərə (Hasselt), bróembeir (Hasselt), zie ook ZND01 u (geen verzamelfiches)  brøͅmbeer (Hasselt) braam(bessen) [RND] || braambes [ZND 01 (1922)] III-4-3
braambessen braamberen: brǭ.mbē.rǝ (Hasselt) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik braamberenstruik: broembeerestruek (Hasselt), broemberestrûik (Hasselt), zie ook ZND32  broĕmbeerestreuk (Hasselt), braamstruik: braamstruek (Hasselt), bramen: brieͅ.m (Hasselt), broom (Hasselt), rijzendoorn: risødjōn (Hasselt) braam || braam (struik) [ZND 32 (1939)] || braamstruik [ZND 01 (1922)] III-4-3
braden bakken: vlies bakke (Hasselt), braden: braoje (Hasselt), broa.je (Hasselt), broͅ.jə (Hasselt), vlies broaje (Hasselt), vliəs brōjə (Hasselt) braden || vlees braden en vlees bakken [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)], [ZND m] III-2-3
braken boertjes maken: burkəs makə (Hasselt), braken: brakə (Hasselt, ... ), [gewoon]  brake (Hasselt), gobbelen: gibələ (Hasselt), kalfjes maken: keͅləfkəs makə (Hasselt), kotsen: kotsen (Hasselt, ... ), koͅtsə (Hasselt), [plat]  kotsen (Hasselt), kotsə (Hasselt), Zeer plat.  kotsen (Hasselt), nameten: (nameten).  nōͅmiətə (Hasselt), over tongeren gaan: evər tuŋərə gōͅn (Hasselt), [schertsend]  ever Toengere gōͅën (Hasselt), overgeven: eevergieve (Hasselt, ... ), evergieven (Hasselt), [gewoon]  ēvergieëven (Hasselt), spuwen: speuen (Hasselt), spöə (Hasselt), spøͅn (Hasselt), spøͅən (Hasselt), [gewoon]  spän (Hasselt), spø͂ͅën (Hasselt) braken (overgeven, kotsen) [ZND 01 (1922)] || geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] || kotsen (braken) [ZND 01 (1922)] || overgeven (spuwen, braken) [ZND B2 (1940sq)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai bromberenvlaai: Syst. Frings  brumbērəvlai̯ (Hasselt), brumbērəvla͂i̯ (Hasselt, ... ) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brandblaar brandblaar: brandbloor (Hasselt) een brandblaar [ZND 45 (1946)] III-1-2
branden branden: branə (Hasselt) branden [ZND 01 (1922)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brannewèè.n (Hasselt) brandewijn III-2-3
brandhout brandhout: brandhoot (Hasselt), branthōt (Hasselt, ... ), meterhout: mēi̯tərōt (Hasselt, ... ), stookhout: steu.khoa.t (Hasselt), vinkelhout: fenkəlhōͅ.t (Hasselt, ... ), feͅŋkəlhōͅ.t (Hasselt, ... ), finkelhoat (Hasselt), finkelhoot (Hasselt), finkelhôt (Hasselt), finkeloot (Hasselt), fiŋkəlhōt (Hasselt, ... ), fiŋkəlōͅt (Hasselt) [Lk 02 (1953)] [ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)] [ZND m]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout (in brokjes) [ZND B1 (1940sq)] || Brandhout voor de kachel [ZND 48 (1954)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] || stookhout I-7, III-2-1