18291 |
deuk in een hoed |
bluts:
’n blèts (Q002p Hasselt),
deuk:
een deuk (Q002p Hasselt),
nen deuk (Q002p Hasselt),
duw:
dōw (Q002p Hasselt),
nen dui (Q002p Hasselt),
als in peur (Frans)
nen deu (Q002p Hasselt),
nuts:
nets (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
slip:
slip (Q002p Hasselt),
vouw:
vā (Q002p Hasselt)
|
deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || een deuk [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
dē ̝ǝr (Q002p Hasselt),
dē.r (Q002p Hasselt)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
schuurdeurtje:
sxīrd‚ērkǝ (Q002p Hasselt)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deerwaerder (Q002p Hasselt),
deurwaarder (Q002p Hasselt),
huissier (fr.):
heusier (Q002p Hasselt),
heussieər (Q002p Hasselt),
hueuessijer (Q002p Hasselt),
huiesseïer (Q002p Hasselt),
huisseiër (Q002p Hasselt),
huissiër (Q002p Hasselt),
røͅsiər (Q002p Hasselt)
|
deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
22378 |
diabolo |
diabolo:
/
Diablo (Q002p Hasselt),
Diabolo (Q002p Hasselt),
It. diabolo.
djá.beleu (Q002p Hasselt)
|
Diablo [SND (2006)] || Diabolo [SND (2006)] || Diabolo.
III-3-2
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
anǝ sxē̜t (Q002p Hasselt),
afgang:
aa.fgank (Q002p Hasselt),
breddel:
de breddel (Q002p Hasselt),
platte, de -:
de platte (Q002p Hasselt),
schijt:
schèè.t (Q002p Hasselt),
sxēt (Q002p Hasselt),
schijterij:
sxē̜tǝrē̜ (Q002p Hasselt)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || diarree
I-11, III-1-2
|
32335 |
dichtingsmateriaal |
deeg:
diǝx (Q002p Hasselt
[(van maïs of roggemeel)]
),
meelpap:
miǝlpap (Q002p Hasselt),
pap:
pap (Q002p Hasselt)
|
De verschillende materialen die naast biezen en lissen worden gebruikt om kieren en naden in vaten en kuipen dicht te maken. Diverse respondenten maken melding van een papje dat van meel werd gemaakt en na droging hard werd. [N E, 54a; N E, 55]
II-12
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
toekitten:
tø̄ketǝ (Q002p Hasselt)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
21310 |
dief |
dief:
deĭf (Q002p Hasselt),
schelm:
sXeͅlm (Q002p Hasselt)
|
dief [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
plateau:
Fr. plateau Verklw. plateuke
plateu (Q002p Hasselt)
|
presenteerblad
III-2-1
|