e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fortuin maken fortuin maken: hè zal fortun maken (Hechtel), geld verdienen: Hai zal geld verdienen (Hechtel), zich rijk maken: Hè zal zich rèk maken (Hechtel) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos aardbeer: ertbeer (Hechtel), framboos: framboos (Hechtel), hennenbeer: hinnebeer (Hechtel) framboos [ZND 34 (1940)] I-7
franje flochetje (<fr.): flóskes (Hechtel), franjel: fránnels (Hechtel) Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)] III-1-3
frankrijk frankrijk: Ich hem in Frankrik gezèten (Hechtel), wè hemmen in Frankraik gezèten (Hechtel), ai van aimer  We hemmen in Frankraik gezaiten (Hechtel) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fronsen fronsen: fronse (Hechtel) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)] III-1-1
fruit bewaren muiken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  mokken (Hechtel) leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] III-2-3
fruitworm appelmadetje: appəlmajkə (Hechtel) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
futloze jongen lummel: des eene lummel (Hechtel), des ne lummel (Hechtel), des ne pummel (Hechtel), pismannetje: des een pismenneke (Hechtel), pummel: dè’s ne pummel (Hechtel) Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)] III-1-4
gadeslaan? gadeslaan: zen zaken gaaislaon (Hechtel), z⁄n zaken gaaislon (Hechtel), nakijken: Z⁄n zake naakieken (Hechtel) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
galgenaas bandiet: bandiet (Hechtel), crapule (fr.): krapoel (Hechtel), krapul (Hechtel, ... ), gemenerik: gemeenerik (Hechtel), judas: judas (Hechtel), sloeber: Van Dale: sloeber, 2. (scheldwoord) smeerlap, schoelje, vlegel.  sloeber (Hechtel), vagebond (<fr.): vagebond (Hechtel) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-3-1