21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
hè zal fortun maken (L352p Hechtel),
geld verdienen:
Hai zal geld verdienen (L352p Hechtel),
zich rijk maken:
Hè zal zich rèk maken (L352p Hechtel)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
aardbeer:
ertbeer (L352p Hechtel),
framboos:
framboos (L352p Hechtel),
hennenbeer:
hinnebeer (L352p Hechtel)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
18784 |
franje |
flochetje (<fr.):
flóskes (L352p Hechtel),
franjel:
fránnels (L352p Hechtel)
|
Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Ich hem in Frankrik gezèten (L352p Hechtel),
wè hemmen in Frankraik gezèten (L352p Hechtel),
ai van aimer
We hemmen in Frankraik gezaiten (L352p Hechtel)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
fronse (L352p Hechtel)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
muiken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
mokken (L352p Hechtel)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
24443 |
fruitworm |
appelmadetje:
appəlmajkə (L352p Hechtel)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19094 |
futloze jongen |
lummel:
des eene lummel (L352p Hechtel),
des ne lummel (L352p Hechtel),
des ne pummel (L352p Hechtel),
pismannetje:
des een pismenneke (L352p Hechtel),
pummel:
dè’s ne pummel (L352p Hechtel)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
zen zaken gaaislaon (L352p Hechtel),
z⁄n zaken gaaislon (L352p Hechtel),
nakijken:
Z⁄n zake naakieken (L352p Hechtel)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21314 |
galgenaas |
bandiet:
bandiet (L352p Hechtel),
crapule (fr.):
krapoel (L352p Hechtel),
krapul (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
gemenerik:
gemeenerik (L352p Hechtel),
judas:
judas (L352p Hechtel),
sloeber:
Van Dale: sloeber, 2. (scheldwoord) smeerlap, schoelje, vlegel.
sloeber (L352p Hechtel),
vagebond (<fr.):
vagebond (L352p Hechtel)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|