e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fronsen fronselen: frunsələ (Heel) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten snageren: sjnáágərə (Heel) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten smoren: sjmōēwóeə (Heel) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fuik fuik: foek (Heel) fuik [SGV (1914)] III-3-2
fuut fuut: fuut (Heel) fuut (vogel) [SGV (1914)] III-4-1
gaan gaan: goan (Heel) gaan [SGV (1914)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: gāōn ligkə (Heel) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gáár (Heel) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3
galgenaas strop: ströp (Heel) galgenaas [SGV (1914)] III-3-1
galmgaten galmgaten: galmgaater (Heel), galmgater (Heel) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] III-3-3