33317 |
grote boerderij |
goed:
gōt (L328p Heel),
hof:
hōǝf (L328p Heel)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
houp (L328p Heel, ...
L328p Heel),
hopen (mv.):
houpe (L328p Heel)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groeete hostie (L328p Heel),
hostie (<lat.):
hostie (L328p Heel)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
de groete poets (L328p Heel),
de groeëte poets (L328p Heel),
de groeëte poets is gedaan (L328p Heel),
groeëte poets (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel),
wĕ zeen aanne groeëte poets (L328p Heel),
poets:
de poets is verbie (L328p Heel),
poetse (L328p Heel),
wae zeen met de poets doondje (L328p Heel),
schoonmaak:
de sjoeënmaak (L328p Heel),
sjoeënmaak (L328p Heel)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
dikə trōm (L328p Heel)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18872 |
gruwelijk |
gruwelijk:
gruuwelik (L328p Heel)
|
gruwelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
19082 |
guit |
guit:
guit (L328p Heel),
snaak:
snaak (L328p Heel)
|
guit [DC 11], [SGV (1914)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
gölje (L328p Heel)
|
gulden [SGV (1914)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
gulje mès (L328p Heel),
göljemès (L328p Heel)
|
De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gunne (L328p Heel)
|
gunnen [SGV (1914)]
III-1-4
|