e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handig handig: hènjig (Heel) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4
handpalm palm: palm (Heel) palm van de hand [N 10 (1961)] III-1-1
handschoen haas: hōās (Heel), hōāse (Heel) handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] III-1-3
handvat van de handzaag handvat: hantj˲vat (Heel) De houten handgreep van de handzaag. [N 53, 2a] II-12
handvatten krukken: krø̜kǝ (Heel) Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5] I-3
handveger, stoffer handveger: handjvaeger (Heel, ... ), handjvĕger (Heel, ... ), samen met DC 15, 7b  handjvaeger (Heel, ... ) het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] III-2-1
handvol handvol: hààmpəl (Heel) de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] III-4-4
handzaag handzeeg: hantj˲zē̜x (Heel) In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.] II-12
handzeef zeef: zēf (Heel) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
hangen hangen: hange (Heel) hangen [SGV (1914)] III-1-2