e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schommelen schokkelen: sjoegkele (Heel) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schoolbordenverf schoolbordenverf: šuǝlbǫrdǝvęrǝf (Heel) Speciale verfsoort die diepzwart opdroogt, een kalkdof, enigszins ruw oppervlak vertoont en bestand is tegen afwassen met water. [N 67, 29] II-9
schoolhoofd hoofd: hooft (Heel) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
schoolopziener schoolopziener: sjoealopzeener (Heel) schoolopziener [SGV (1914)] III-3-1
schoondochter schoondochter: sjoeandochter (Heel), sjoendochter (Heel, ... ) schoondochter [DC 05 (1937)] || schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonmaak poetsen: poetse (Heel) Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1
schoonmoeder schoonmoeder: sjoeanmooder (Heel), sjoenmoder (Heel) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: sjoeanaojers (Heel), sjoonaojers (Heel) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonvader schoonvader: sjoeanvader (Heel), sjoenvader (Heel) schoonvader [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzoon schoonzoon: sjoeanzoon (Heel), sjoenzoon (Heel) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2