e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lawaai, herrie allegaartje: allegaasje (Heerlen), gedoens: (drukte).  gedoons (Heerlen), kabaal: kabaal (Heerlen), lawaai: lawei (Heerlen), leven: lêêvə (Heerlen), radouw: ràdaou (Heerlen), spektakel: sjpiktáákəl (Heerlen) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai [SGV (1914)] || lawaai, herrie III-4-4
lebmaag maag: māx (Heerlen) De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d] I-11
lederen pantoffel pantoffel: pantoeffele (Heerlen) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
ledikant bed: Verklw. bedje  bed (Heerlen), hemelbed: Verklw. hieëmelbedje  hieëmelbed (Heerlen) hemelbed || ledikant III-2-1
leefnet leefnet: lēͅfneͅt (Heerlen) Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
leeftijd, ouderdom ouderdom: ouwerdom (Heerlen) ouderdom III-2-2
leeg, gezegd van een noot doof: WBD/WLD  doof (Heerlen, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: leejeg (Heerlen), leeəg (Heerlen), lêêch (Heerlen, ... ), uit: oet (Heerlen), verlaten (ruimte): vərlòətə (Heerlen) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)] III-4-4
leegloper batraaf: cf. Weijnen p. 10 s.v. "batraof"= straatvlegel ; tweede deel v.h. woord is onverklaard; eerste deel van limb. batte (fr. battre?)  batraaf (Heerlen), ecken-piet: ekkepiet (Heerlen), leegloper: lägleuper (Heerlen), lêêchleupər (Heerlen), slampamper: sjlámpàmpər (Heerlen) een persoon die zonder iets te verrichten en zonder bezigheden rondloopt [leuteraar, leegloper] [N 85 (1981)] || lanterfanter || leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leem, pijpaarde melm: melm (Heerlen), mulm (Heerlen) leem III-4-4