19346 |
weerbarstig |
dwars:
dweësj (Q113p Heerlen),
obstinaat:
oabstenaat (Q113p Heerlen),
tegendraads:
teëgedroads (Q113p Heerlen),
wars:
wêêsj (Q113p Heerlen)
|
obstinaat, stijfhoofdig, eigenzinnig, weerbarstig || recalcitrant || weerbarstig || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17575 |
weerborstel |
borstelen (mv.):
bōštǝlǝ (Q113p Heerlen),
weerborstel:
weerbörstel (Q113p Heerlen),
weersborstel:
wéëschbuschtel (Q113p Heerlen),
weerwas:
weerwas (Q113p Heerlen)
|
Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
I-12, III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
bliksemen:
⁄t bliksemt (Q113p Heerlen),
weerlichten:
weejrleegte (Q113p Heerlen),
weerleegte (Q113p Heerlen),
weerlichte (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
wäerleechte (Q113p Heerlen),
wéërlichte (Q113p Heerlen)
|
bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || bliksemen, weerlichten || weerlichten
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weerleech (Q113p Heerlen),
weerleeg (Q113p Heerlen),
weerlicht (Q113p Heerlen),
wéérlicht (Q113p Heerlen),
zeebrand:
zieëbrank (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
bliksem || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
weeər (Q113p Heerlen),
wèër (Q113p Heerlen)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
wreed in de muil:
vrīǝ en dǝ mul (Q113p Heerlen)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
23335 |
weerwolf |
stephond:
schtüphònk (Q113p Heerlen),
weerwolf:
wärwoaf (Q113p Heerlen)
|
weerwolf [SGV (1914)]
III-3-3
|
20436 |
wees |
wees:
wees (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
weesjong:
weesjong (Q113p Heerlen),
weeskind:
weeskink (Q113p Heerlen),
weesmeidje:
weesmätje (Q113p Heerlen)
|
wees [SGV (1914)]
III-2-2
|
21247 |
weg |
weg:
wɛx (Q113p Heerlen)
|
weg [RND]
III-3-1
|
30734 |
wegdassen |
opdassen:
op˱dasǝ (Q113p Heerlen)
|
Kwaststrepen in pas aangebrachte verf met behulp van een daskwast wegwerken. [N 67, 76b]
II-9
|