e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
identiteitskaart persoonsbewijs: pərsôensbəwīēs (Heerlen) de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)] III-3-1
iemand genezen of gezond verklaren (iemand) gezond schrijven: gǝsoŋk šrīvǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), gǝzoŋk šrīvǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]) De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970] II-5
iemand graag mogen lijden: līējə (Heerlen) iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)] III-3-1
iemand hinderen hinderen: hīngərə (Heerlen), ophouden: óphōūwə (Heerlen), storen: sjtûurə (Heerlen), verhinderen: verhingere (Heerlen), vərhīngərə (Heerlen) iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] || verhinderen III-1-4
iemand iets op het hart drukken de wacht aanzeggen: də-wàch-áázáágə (Heerlen), op het hart doen: óppən-hàt-döjjə (Heerlen) iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand iets verwijten verwijten: vərwīētə (Heerlen) iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand kwaad maken qulen (du.): kwêelə (Heerlen), temteren: tèmteerə (Heerlen), treiteren: trèèjtərə (Heerlen) iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand naar boven brengen (iemand) naar bovenop vervoeren: noa bōǝvǝnop vǝrvø̄rǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Een zieke, gewonde of verongelukte met behulp van de liftkooi uit het ondergrondse bedrijf naar boven brengen. [N 95, 717; N 95, 718; N 95, 719; N 95, 720] II-5
iemand prijzen bestuiten: bəsjūūtə (Heerlen), prijzen: prīēzə (Heerlen) iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand weerstaan de poot stijf houden: dər-pôet-sjtīēf-houwə (Heerlen), vasthouden: vàshouwə (Heerlen) het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] III-1-4