21216 |
identiteitskaart |
persoonsbewijs:
pərsôensbəwīēs (Q113p Heerlen)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27660 |
iemand genezen of gezond verklaren |
(iemand) gezond schrijven:
gǝsoŋk šrīvǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
gǝzoŋk šrīvǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970]
II-5
|
21793 |
iemand graag mogen |
lijden:
līējə (Q113p Heerlen)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hīngərə (Q113p Heerlen),
ophouden:
óphōūwə (Q113p Heerlen),
storen:
sjtûurə (Q113p Heerlen),
verhinderen:
verhingere (Q113p Heerlen),
vərhīngərə (Q113p Heerlen)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] || verhinderen
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
də-wàch-áázáágə (Q113p Heerlen),
op het hart doen:
óppən-hàt-döjjə (Q113p Heerlen)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
vərwīētə (Q113p Heerlen)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
qulen (du.):
kwêelə (Q113p Heerlen),
temteren:
tèmteerə (Q113p Heerlen),
treiteren:
trèèjtərə (Q113p Heerlen)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28263 |
iemand naar boven brengen |
(iemand) naar bovenop vervoeren:
noa bōǝvǝnop vǝrvø̄rǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Een zieke, gewonde of verongelukte met behulp van de liftkooi uit het ondergrondse bedrijf naar boven brengen. [N 95, 717; N 95, 718; N 95, 719; N 95, 720]
II-5
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
bəsjūūtə (Q113p Heerlen),
prijzen:
prīēzə (Q113p Heerlen)
|
iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18895 |
iemand weerstaan |
de poot stijf houden:
dər-pôet-sjtīēf-houwə (Q113p Heerlen),
vasthouden:
vàshouwə (Q113p Heerlen)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|