21546 |
bedelen |
bedelen:
bêêdələ (Q113p Heerlen),
bęǝdǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)] || Het vragen van een moerloze zwerm om een plaats bij een naburig volk. Wanneer een zwerm moerloos blijft, is hij praktisch ten dode opgeschreven. Eén van de mogelijkheden tot overleven is een plaats te vragen bij een andere zwerm. Eeckhout (pag. 129) zegt dat haar informanten het begrip bedelen bij bijen als onbestaand beschouwen. Dit verschijnsel noemen zij roven. [N 63, 61b]
II-6, III-3-1
|
25448 |
bederven, gezegd van pekel |
kapot:
kapǫt (Q113p Heerlen)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|
23197 |
bedevaart |
bedegang:
béëgank (Q113p Heerlen),
bedevaart:
bädevaat (Q113p Heerlen),
bävaat (Q113p Heerlen),
béëvaart (Q113p Heerlen),
béëvaat (Q113p Heerlen),
bedeweg:
enne bêê weeg (Q113p Heerlen),
inne bêêweg (Q113p Heerlen)
|
bedevaart [SGV (1914)] || Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bədeenə (Q113p Heerlen)
|
de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19213 |
bedorven (persoon) |
verdorven:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
vərdórvə (Q113p Heerlen)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34540 |
bedorven ei |
vuil ei:
vūl ęi̯ (Q113p Heerlen),
vuile eieren:
vul ęi̯ǝr (Q113p Heerlen)
|
[N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.]
I-12
|
34190 |
bedorven melk |
vuurwater:
vuurwater (Q113p Heerlen)
|
Uierontsteking kan aanleiding zijn voor het sterk veranderen van de melk. Ze kan zelfs etterig, bloederig of geelwaterig worden. Soms vindt men in de melk slechts enkele kleine stolseltjes. [N 52, 5b; A 48A, 10b]
I-11
|
18965 |
bedriegen |
afrapen:
ook: afrossen
aafrape (Q113p Heerlen),
bedonderen:
bədóndərə (Q113p Heerlen),
bedriegen:
bedreege (Q113p Heerlen),
bedrege (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
beduivelen:
beduvele (Q113p Heerlen),
befoetelen:
befoetele (Q113p Heerlen),
belazeren:
bəláázərə (Q113p Heerlen),
beseibelen:
bezijbele (Q113p Heerlen),
besjoemelen:
besjoemele (Q113p Heerlen),
besodemieteren:
bəsoodəmĭĕttərə (Q113p Heerlen),
betoepen:
betoepe (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
betoeppe (Q113p Heerlen),
bezeiken:
bezeke (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
bəzeekə (Q113p Heerlen),
foetelen:
foetele (Q113p Heerlen),
kloten:
klôetə (Q113p Heerlen),
verneuken:
vernöake (Q113p Heerlen),
vernöke (Q113p Heerlen),
vernüeke (Q113p Heerlen)
|
bedriegen [SGV (1914)] || beduvelen || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || verneuken
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bədreegər (Q113p Heerlen),
foetel:
foetel (Q113p Heerlen),
foetelaar:
foeteleejr (Q113p Heerlen),
foeteleer (Q113p Heerlen),
heergodsbedrieger?:
hergodsbedreger (Q113p Heerlen),
pfuscher (du.):
fŏĕsjər (Q113p Heerlen)
|
bedrieger || iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
štɛl (Q113p Heerlen)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|