17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (Q113p Heerlen),
zien:
zieë (Q113p Heerlen),
zījə (Q113p Heerlen)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
ich heb pien in de ziej (Q113p Heerlen),
pien in ge ziej (Q113p Heerlen),
pieng igen ziej (Q113p Heerlen),
pieng in de zie (Q113p Heerlen),
pieng in de ziej (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
ziĕ (Q113p Heerlen),
zij(de):
zi-j (Q113p Heerlen)
|
Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
II-7, III-1-1
|
27970 |
zijdelingse druk |
drok op de stoot:
druk op dǝr štoǝs (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
drok uit de stoot:
druk ūt dǝr štoǝs (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Julia]),
stootdrok:
štōtdruk (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.]
II-5
|
18680 |
zijden omslagdoek |
zijden plag:
plak(zieje) (Q113p Heerlen)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
31273 |
zijhamer |
kruishamer:
krytshāmǝr (Q113p Heerlen)
|
Hamer met platte baan en pen. De steel van deze hamer kan lang of kort zijn. Zie ook afb. 34. In P 219 werd de zijhamer gebruikt om ploegmessen scherp te maken, in K 353 als derde voorhamer. [N 33, 73]
II-11
|
23114 |
zijkant van een ei |
pens:
Kop, vot en pansj.
pansj (Q113p Heerlen)
|
Pens; de zijkant van het ei.
III-3-2
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lɛdǝrǝ (Q113p Heerlen)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lɛdǝrǝ (Q113p Heerlen)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
schnoeve (Q113p Heerlen),
snoeven (Q113p Heerlen),
snuiten:
snoete (Q113p Heerlen)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
schreurslok:
[Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
schruujschloak (Q113p Heerlen)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|