18342 |
zool van een schoen |
zool:
zoal (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
zool || zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zōm (Q113p Heerlen)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
jong:
jong (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
vroeger
jong (Q113p Heerlen),
zoon:
soewn (Q113p Heerlen),
zoeën (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
(Züns: mv).
zon (Q113p Heerlen),
tegenwoordig
zoon (Q113p Heerlen)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
beobachten (du.):
bəoobáchtə (Q113p Heerlen),
in de gaten houden:
in-də-gáátə-houwə (Q113p Heerlen),
kommeren:
kummərə (Q113p Heerlen)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20826 |
zout |
zout:
zaot (Q113p Heerlen),
zoat (Q113p Heerlen),
zōt (Q113p Heerlen),
zôût (Q113p Heerlen)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
kuimen:
kume (Q113p Heerlen),
zuchten:
zuchte (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
zuchten || zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zoege (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20286 |
zuigfles |
fles:
flèsj (Q113p Heerlen),
nokkel:
cf. VD D-.N. s.v. "Nuckel"0.1 fopspeen; 0.2. tepel; cf. Verdam s.v. "nocken"2. zwalpen. op en neer gaan, van eene vloeistof in de keel; vgl. Kerkrade Wb. p. 205 s.v. noekkele = zuigen en een noekkel is een zuigfles. Zie ook De Vries s.v. "nokken 1. schokken, stoten, schudden"De beweging van het zuigen?
noekkel (Q113p Heerlen)
|
zuigfles || zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
28181 |
zuigkanaal |
zuigstuk:
zuxštøk (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Verbinding van de hoofdventilator met de uittrekkende schacht. Doordat de hoofdventilator de verbruikte lucht uit de mijn zuigt, ontstaat er een onderdruk in de mijn waardoor de verse lucht door de intrekkende schacht blijft toestromen. [N 95, 209]
II-5
|
21324 |
zuinig |
genauw:
genouw (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
gənaow (Q113p Heerlen),
nauw:
nöj (Q113p Heerlen),
zuinig:
zūūnich (Q113p Heerlen)
|
gierig [SGV (1914)] || van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|