33968 |
borsttuig |
borsthaam:
broshām (Q112a Heerlerheide)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18528 |
borstzak(je) |
tasje:
teschjke (Q112a Heerlerheide)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (Q112a Heerlerheide),
manetop:
mānǝtǫp (Q112a Heerlerheide
[(gedeeltelijk naar voren gekamde manen)]
),
struif:
štruf (Q112a Heerlerheide),
wisje:
wø̄skǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
33771 |
bosje haren aan de bovenlip |
snuits:
šnǫu̯ts (Q112a Heerlerheide)
|
Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24]
I-9
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (Q112a Heerlerheide)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
schj=ch van chocolade
botterham (Q112a Heerlerheide)
|
Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bammetje:
schj=ch van chocolade
bammeke (Q112a Heerlerheide)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
kaasboterham:
schj=ch van chocolade
kiesbotterham (Q112a Heerlerheide)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
half en half:
schj=ch van chocolade
houf en houf (Q112a Heerlerheide)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20885 |
boterhamworst |
schinkenworst:
schinkeworsj (Q112a Heerlerheide),
sjinkewoesj (Q112a Heerlerheide),
ontbijtworst
sjinkəwoesj (Q112a Heerlerheide)
|
hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|