e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
radmaker ramaker: rōmiǝkǝr (Heers), rǭmākǝr (Heers) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12
ragebol spinnenborstel: speͅnəboͅsəl (Heers) ragebol [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
rammelaar mannetje: mɛnəkə (Heers), ratel: [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  ratel (Heers), rijder: raskonijn om te kweken  rēͅər (Heers) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
rapen rapen: rǭ.pǝ (Heers) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rōͅsp (Heers) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Heers) rat [ZND A1 (1940sq)] III-4-2
ratel van witte donderdag ratel: de roatel (Heers) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
reeks, rij rij: ree (Heers) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: riəgələ (Heers) regenen [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
regenpijp buis: bø̜jǝs (Heers), goot: gū(w)ǝt (Heers), kandel: kǫŋǝl (Heers), regenbuis: riǝgǝlbø̜js (Heers) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9