e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterhaam achterhaam: ā.xtǝrhǭm (Heers) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterknie eerste knie: ɛ̄.stǝ knęi̯ (Heers) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband ring: ręŋ (Heers) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterschijf stootring: stǫwtreŋk (Heers) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achterste achterste: het ēste (Heers), gat: gŏat (Heers), kont: kont (Heers) [N 10c (1995)] III-1-1
achteruit achteruit: ā.xtǝrǭǝ.t (Heers), recul: rǝkul (Heers), terug-ju(j): tryk jy (Heers) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan achteruitgaan: ater oot goan (Heers), aterôètgoën (Heers), lopen gaan: laope gaon (Heers) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achterwand achterbred: axtǝrbrī.ǝt (Heers), achterschot: āxtǝrskot (Heers), achterste hoofdbred: ęstǝ hø̄t˱brīt (Heers), hoofdbred: hø̜i̯t˱briɛ.t (Heers) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
ademen asemen: ich ko:s ni oëseme (Heers) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: d`oe-ere van ze veu-jerhuit (Heers), n oe-er aupe snee-je (Heers) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1