18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bedrīēgen (L165p Heijen),
bemieteren:
bemĭĕtere (L165p Heijen),
Die ópkeupers bemietere ów daor wor ge bïj stôt
bemietere (L165p Heijen),
beschijten:
Gïj zit mien toch nie te beschiete, wa
beschiete (L165p Heijen),
betoepen:
Lôt ów dôr die kè.ls nie betoepe
betoepe (L165p Heijen)
|
bedriegen [SGV (1914)] || bedriegen, oplichten || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || oplichten, bedriegen
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedrüft (L165p Heijen),
Wat kiekte toch berduu.fd ménneke
bedruu.fd (L165p Heijen),
droevig:
Zïj wie.r hoe langer hoe druuviger van al ¯t eelé.nd
druu(.)vig (L165p Heijen)
|
bedroefd [SGV (1914)] || droevig
III-1-4
|
17771 |
been |
been:
beejn (L165p Heijen)
|
been [SGV (1914)]
III-1-1
|
25053 |
beetje, een weinig |
flierts:
Smiet dèn flierts mar wèg. Koos hai n fliertske ien de bóks (diarree). Ik hèb mar n fliertske métworst óp mien bótteram (dun schijfje).
flierts (L165p Heijen),
moek:
Opm.: dit woord komt nu nog wel voor in deze betekenis.
mŏïk (L165p Heijen)
|
geringe hoeveelheid || kleine hoeveelheid van iets [DC 31 (1959)]
III-4-4
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begĕrlik (L165p Heijen)
|
begeerlijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begĕrrig (L165p Heijen)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19115 |
begin |
aanvang:
D¯n ânvang is um twee uu.r
ânvang (L165p Heijen)
|
begin
III-1-4
|
32716 |
beginvoor, -voren |
eerste voor:
ørstǝ [voor] (L165p Heijen)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrĕffenis (L165p Heijen)
|
begrafenis [SGV (1914)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
begrafenismaal:
begraffenismaol (L165p Heijen),
lijkkoffie:
liekkoffie (L165p Heijen)
|
Benaming voor de maaltijd/het drankje dat nà de begrafenis werd gebruikt [VC 30 (1964)] || Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|