26051 |
berrie |
ber(ri)g:
bø̜rǝx (L413p Helchteren)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
meschuit (L413p Helchteren)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuiten met muizenkeuteltjes:
məsxøͅtə mɛt mø͂ͅi̯zə-kø̄təlkəs (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20711 |
beschuitbol |
mastel:
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
mástɛlə (L413p Helchteren)
|
Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenmelk:
(v.).
məsxøͅtəmɛlk (L413p Helchteren)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
beren:
bērǝn (L413p Helchteren),
bollen:
bǫlǝ (L413p Helchteren)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21532 |
besteken |
schenken:
sxeŋkən (L413p Helchteren)
|
schenken [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
21471 |
betalen |
betalen:
ge moet geld hemmen veur te kunnen betalen (L413p Helchteren)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
staan te kijken:
he stond te kieke (L413p Helchteren),
ook materiaal znd 32, 67
he stond te kieke (L413p Helchteren)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
traperen (<fr.):
trappeeren (L413p Helchteren)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|