22418 |
kegelen |
kegelen:
keigele (L413p Helchteren)
|
Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
keigels (L413p Helchteren),
kèigels (L413p Helchteren),
mɛtə kɛ.gəls wörtər nimi.ər chəspe.əlt (L413p Helchteren)
|
Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || Kegel. [Willems (1885)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
kelder (L413p Helchteren),
keller:
keͅlər (L413p Helchteren),
kølər (L413p Helchteren)
|
kelder [RND], [ZND 36 (1941)], [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|
23293 |
kelk |
kelk:
kø͂ͅlək (L413p Helchteren)
|
Een kelk. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
21283 |
kerel |
kerel:
ke.rəl (L413p Helchteren),
rouwe keirel (L413p Helchteren),
rowe kiërel (L413p Helchteren)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || kerel [RND]
III-3-1
|
23214 |
kerk |
kerk:
kerk (L413p Helchteren),
ənhuxkerk (L413p Helchteren)
|
Een hoge kerk. [ZND A2 (1940sq)] || Een kerk. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
een kermis (L413p Helchteren),
kuRsemes (L413p Helchteren),
kərməs (L413p Helchteren),
murgen is `t kermis (L413p Helchteren)
|
kermis [GTRP (1980-1995)], [RND] || Kermis. [Willems (1885)] || Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
34077 |
kern |
kern:
kīǝn (L413p Helchteren)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
kērzəkok (L413p Helchteren)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kesmis (L413p Helchteren),
korsmis (L413p Helchteren),
korsmus (L413p Helchteren)
|
Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)] || Kerstmis. [ZND 42 (1943)]
III-3-3
|