e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heppen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spel (alg.) spel: e spEl (Heppen) spel [GTRP (1980-1995)] III-3-2
spelen (alg.) spelen: speehle (Heppen) spelen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
spenen vanaf zetten: vanāf ˲zętǝn (Heppen) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
spie spie/spij: spi(i̯) (Heppen) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spieken afzien: afsīēn (Heppen) spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)] III-3-1
spijbelen haagschool houden: haagschool hauwe (Heppen) Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] III-3-1
spin spin: spen (Heppen) spin [RND] III-4-2
spinnen ronken: roŋkə (Heppen), spinnen: spenǝ (Heppen) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || spinnen [Goossens 1b (1960)] II-7, III-2-1
spinnenweb spinnenweef: spenəwīvə (Heppen) spinnenweb [RND] III-4-2
spits, kop van de mijt kap: kap (Heppen), kop: kǫp (Heppen) Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4