| 21509 |
bezoeken |
bezoeken:
bezukke (K316p Heppen)
|
Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
| 17996 |
bibberen |
bibberen:
bibbere (K316p Heppen)
|
beven, bibberen [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
| 23200 |
bidden |
beden:
beeën (K316p Heppen)
|
Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
| 23201 |
biechten (gaan) |
te biechte gaan:
we gōan te bichte (K316p Heppen)
|
We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
| 21270 |
bieden |
bieden:
bijə (K316p Heppen),
hogen:
huëgen (K316p Heppen)
|
bieden [RND], [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
| 20830 |
bier |
bier:
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (K316p Heppen)
|
bier [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
| 34238 |
biestmelk |
biest:
best (K316p Heppen)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
| 33249 |
bietenloof, bladerkroon |
bietenkruid:
biǝtǝkrø̄t (K316p Heppen),
geloofte:
gǝlø̜ftǝ (K316p Heppen)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
| 33243 |
bietenplantjes |
bieten:
biǝtǝ (K316p Heppen)
|
Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.]
I-5
|
| 33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
aftrekken:
aftrękǝ (K316p Heppen)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|