28447 |
raat |
ratel:
(mv)
rǭ.tǝls (K360p Heusden)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
kun de ge da raoen (K360p Heusden)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)§]
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
radijs (K360p Heusden)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
32189 |
radmaker |
radermaker:
rǭrmākǝr (K360p Heusden),
ramaker:
rǭmǭkǝr (K360p Heusden)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
18167 |
rafel |
franie:
franies (K360p Heusden),
karrel:
Van Dale: karrel, z. karl -> uitgehekelde hennep tot garen voor fijn touw en zeildoek; zulk garen
karrels (K360p Heusden),
rafel:
rieéfels (K360p Heusden),
swingel:
swingels (K360p Heusden)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rels (K360p Heusden, ...
K360p Heusden),
richels:
riggels (K360p Heusden),
treinrichels:
treinriggels (K360p Heusden),
treinroute (<fr.):
treinroet (K360p Heusden)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelèèr (K360p Heusden),
rijder:
rēͅ.ər (K360p Heusden)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1, III-3-2
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
rammenets (K360p Heusden),
ramənats (K360p Heusden)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
24229 |
ransuil |
katuil:
katuil (K360p Heusden)
|
ransuil
III-4-1
|
33207 |
rapen |
rapen:
rā.pǝ (K360p Heusden)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|