17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
(krenkelik) (L292p Heythuysen),
ongemoed:
òngemoodj zeen (L292p Heythuysen),
ziekelijk:
zekelik (L292p Heythuysen)
|
Ziekelijk - Kent men het woord ongans in de betekenis ziekelijk, sukkelend? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zēn (L292p Heythuysen)
|
zien [RND]
III-1-1
|
32780 |
zigzageg, s-eg |
zigzag[eg]:
zek˲zak˱[eg] (L292p Heythuysen),
zex˲zax˱[eg] (L292p Heythuysen)
|
Een als zaadeg en/of als onkruideg gebruikte ijzeren eg, die vaak meerdelig is en waarvan de hoofdbalkjes (waarin ook de tanden zitten) zigzag- of S-vormig zijn. Zie de afb. 60 en 61. Voor ''eg'' en ''eg'' zij verwezen naar het lemma ''eg''. [JG 1b add.; N 11, 70 + 72 + 88 add.; N 11A, 169k; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
17644 |
zijde |
zij:
pien in de ziej hubbe (L292p Heythuysen),
pīē.n inne zīē:j (L292p Heythuysen),
zijde:
zijde (L292p Heythuysen)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
stuiten:
stute (L292p Heythuysen)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
schreursgat:
[Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
sjreursgaat (L292p Heythuysen)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27824 |
zijwand |
bredden:
brēi̯ǝr (L292p Heythuysen
[(met opzetters)]
),
schot:
šǫt (L292p Heythuysen)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
21625 |
zilveren één frank |
krentje:
Note: invuller heeft dit als antwoord gegeven: 30 cent: krèntje - 1/2 stuk (50 pf. klopt dit wel?!
krèntje (L292p Heythuysen)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33602 |
zilveruitje |
sint-jansuntje:
altijd mv
St. Janseuntjes (L292p Heythuysen),
zilveroojn:
zilveroojn (L292p Heythuysen)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
18816 |
zin (lust) |
zin:
zin (L292p Heythuysen)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|