32755 |
afschepschop |
platschup:
platšøp (Q039p Hoensbroek),
platte schup:
platǝ šøp (Q039p Hoensbroek),
roffelschup:
rofǝlšøp (Q039p Hoensbroek)
|
Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.]
I-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afscheuren:
aafscheure (Q039p Hoensbroek),
aftrekken:
aaftrekke (Q039p Hoensbroek)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33485 |
afslaan, van noten |
afhouwen:
ideosyncr.
nēut aafhouwe (Q039p Hoensbroek),
houwen:
nūūët hòwwe (Q039p Hoensbroek),
slaan:
nūūët sjloa (Q039p Hoensbroek)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
33313 |
aftrekken (met de hand) |
kruiden:
krūǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|
21383 |
aftroggelen |
aftroggelen:
aaftroggelen (Q039p Hoensbroek),
afzetten:
afzetten (Q039p Hoensbroek)
|
listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34002 |
aftuigen |
uitscheren:
utšīǝrǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b]
I-10
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
spoelbak:
sjpeulbak (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
spoelkomp:
sjpeulkòmp (Q039p Hoensbroek),
(øø zeer kort).
sjpeulkŏŏmp (Q039p Hoensbroek)
|
afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19655 |
afwaswater |
spoelwater:
sjpeulwater (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)]
III-2-1
|
21682 |
afzetten |
afdrogen:
aafdrúge (Q039p Hoensbroek)
|
meer laten betalen dan een artikel waard is; te duur doen betalen [strepen, aankomen, strafelen, straffen, stropen, stroefen, scholpen, nijpen, afdrogen, overschatten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23648 |
agnus dei |
agnus dei:
Agnus Dei (Q039p Hoensbroek)
|
Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)]
III-3-3
|