e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afschepschop platschup: platšøp (Hoensbroek), platte schup: platǝ šøp (Hoensbroek), roffelschup: rofǝlšøp (Hoensbroek) Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.] I-1
afscheuren, afritsen afscheuren: aafscheure (Hoensbroek), aftrekken: aaftrekke (Hoensbroek) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afslaan, van noten afhouwen: ideosyncr.  nēut aafhouwe (Hoensbroek), houwen: nūūët hòwwe (Hoensbroek), slaan: nūūët sjloa (Hoensbroek) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
aftrekken (met de hand) kruiden: krūǝ (Hoensbroek) Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c] I-5
aftroggelen aftroggelen: aaftroggelen (Hoensbroek), afzetten: afzetten (Hoensbroek) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
aftuigen uitscheren: utšīǝrǝ (Hoensbroek) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afwasteil, afwasbak spoelbak: sjpeulbak (Hoensbroek, ... ), spoelkomp: sjpeulkòmp (Hoensbroek), (øø zeer kort).  sjpeulkŏŏmp (Hoensbroek) afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)] III-2-1
afwaswater spoelwater: sjpeulwater (Hoensbroek) Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)] III-2-1
afzetten afdrogen: aafdrúge (Hoensbroek) meer laten betalen dan een artikel waard is; te duur doen betalen [strepen, aankomen, strafelen, straffen, stropen, stroefen, scholpen, nijpen, afdrogen, overschatten] [N 89 (1982)] III-3-1
agnus dei agnus dei: Agnus Dei (Hoensbroek) Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)] III-3-3