25028 |
hevige slag |
flinke slag:
eine flinke slaag (Q039p Hoensbroek),
klavats:
klawats (Q039p Hoensbroek)
|
een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (Q039p Hoensbroek),
vers:
de vee‧sj (Q039p Hoensbroek),
vaesj (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
vèš (Q039p Hoensbroek)
|
hak (hiel) [DC 01 (1931)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
18344 |
hielstuk van een schoen |
hiel:
heel (Q039p Hoensbroek)
|
hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23901 |
hiernamaals |
eeuwig leven:
iewig leiven (Q039p Hoensbroek),
eeuwigheid:
ieëwigheet (Q039p Hoensbroek)
|
Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
hee aart noa zinne vaar (Q039p Hoensbroek)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)]
III-2-2
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
hijgen:
hiege (Q039p Hoensbroek)
|
hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25429 |
hijswerktuig |
lier:
līr (Q039p Hoensbroek),
rolkop:
rǫlkǫp (Q039p Hoensbroek),
takel:
tākǝl (Q039p Hoensbroek)
|
Hijswerktuig waarmee het rund omhoog wordt getakeld, voordat het verder verwerkt wordt. Ouder is het werken met touwen of kettingen over de balk in de schuur. Dit gebeurt met mankracht. Vergelijk het lemma ''ophijsen''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 67]
II-1
|
18029 |
hik |
hik:
hik (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33839 |
hinniken |
wieëren:
wījǝrǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
ho.ət (Q039p Hoensbroek),
hood (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
hoot (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
hoed [RND] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|